Autisme en subtypen?

Inleiding
Autisme is geen eenduidig verhaal. Het ene brein lijkt overgevoelig voor geluid en licht, het andere worstelt vooral met sociale signalen of planning. Toch is er een onderliggend thema: informatie wordt op een andere manier verwerkt. Maar hoe precies, daar proberen neurowetenschappers al jaren grip op te krijgen.
Een groep onderzoekers uit China dook in de meest recente wetenschappelijke literatuur om te achterhalen wat we inmiddels écht weten over de werking van het autistische brein. Hun uitgebreide overzichtsartikel verscheen in oktober 2025 in Frontiers in Psychiatry en bespreekt alles: van hersenscans en neurotransmitters tot genetische varianten en epigenetische “aan-uitknopjes” voor genen.
Hun conclusie: autisme is niet losstaand, maar een complex samenspel van biologie, omgeving en ontwikkeling. En juist die combinatie maakt het zo boeiend – en zo lastig om te begrijpen.
In dit blog:
- De bouwtekening van het brein
- De chemie van denken en voelen
- Sociale cognitie
- Executieve functies
- Sensorisch prikkel verwerking
- De genetische puzzel
- Nieuwe diagnostische criteria autismespectrumstoornissen?
Het autisme brein
Met MRI-scans kun je de structuur van de hersenen tot in detail bekijken. Daarbij valt op dat veel mensen met autisme subtiele, maar duidelijke verschillen hebben in hersenopbouw. De hersenschors (de buitenste laag van het brein) is bij jonge kinderen met autisme vaak dikker, vooral in gebieden die te maken hebben met taal, sociale signalen en planning.
Dat past bij de zogenoemde early brain overgrowth theory: het brein van een kind met autisme groeit in de eerste jaren sneller dan gemiddeld, maar remt daarna abrupt af. Daardoor ontstaat een soort “onevenwichtige aanleg”: sommige netwerken zijn over ontwikkeld, andere juist onderontwikkeld.
Een voorbeeld: in de peuterjaren kan het brein zóveel verbindingen aanleggen dat het moeilijk wordt om ruis van belangrijke prikkels te scheiden. Dat kan verklaren waarom sommige jonge kinderen met autisme snel overprikkeld raken of moeite hebben om zich te concentreren op één gesprek te midden van achtergrondgeluiden.
Latere scans laten zien dat de verbindingen tussen hersengebieden soms te sterk of juist te zwak zijn. De insula en de voorste cingulate cortex — gebieden die emoties en sociale signalen integreren — werken bijvoorbeeld minder goed samen. Daardoor kan iemand gezichtsuitdrukkingen wel zien, maar ze moeilijker duiden.
De wetenschap vermoedt dat er in het brein geen “defecte regio’s” zijn, maar eerder een verschuiving in hoe hersengebieden met elkaar communiceren. Het is alsof de snelwegen tussen de regio’s niet goed zijn afgestemd: verkeer komt wel aan, maar niet altijd op tijd of op de juiste plek.
De chemie van denken en voelen
Naast structuur draait alles in het brein om chemie: stoffen die zenuwcellen helpen signalen door te geven.
- Glutamaat (dat prikkeloverdracht stimuleert)
- GABA (dat juist remt).
- Melatomine
- Darm-brein as
Bij autisme lijkt de balans tussen die twee te verschuiven naar te veel prikkeling. Dat kan zich uiten in hypergevoeligheid voor geluid, moeite met concentreren of een hoofd dat “nooit uitgaat”.
- Sommige onderzoekers noemen het de “verkeerslichten van het brein”: het groene licht (glutamaat) staat te lang aan.
- Het rode (GABA) te kort.
Glutamaat en GABA zijn beide neurotransmitters die ons lichaam zelf produceert. Ze fungeren als elkaars tegenhangers en moeten in balans zijn. Terwijl GABA zorgt voor rust en kalmte, is glutamaat verantwoordelijk voor het activeren van ons zenuwstelsel. Bijvoorbeeld, als je in de auto rijdt en het stoplicht plotseling op rood springt, komt er glutamaat vrij, wat ervoor zorgt dat je alert wordt en op de rem trapt. Ons lichaam kan glutamaat omzetten in GABA met behulp van een specifiek enzym, zodat we na actie weer een gevoel van rust en kalmte ervaren.
Te veel glutamaat kan neurotoxisch zijn. Daarom heeft ons lichaam verschillende manieren om glutamaat te remmen, waarbij GABA de belangrijkste is. Een overvloed aan glutamaat kan indirect leiden tot een tekort aan of resistentie tegen GABA. Om de gevoeligheid van GABA-receptoren te herstellen, is het van essentieel belang om glutamaat te beperken.
3. Ook melatonine, bekend als slaaphormoon, blijkt meer te doen dan nachtrust regelen. Het beïnvloedt hersenontwikkeling, emoties en zelfs immuunreacties. Als de melatoninehuishouding verstoord is, kan dat dus ook gevolgen hebben voor gedrag en stemming.
4. En dan is er nog de darm-brein-as: het ingewikkelde samenspel tussen darmbacteriën en hersenactiviteit. Sommige bacteriën produceren stoffen die de aanmaak van neurotransmitters beïnvloeden. Onderzoekers vermoeden dat verschillen in darmflora deels verklaren waarom sommige mensen met autisme gevoeliger zijn voor stress of voedingseffecten
Sociale cognitie
Sociale cognitie kan worden gedefinieerd als het vermogen om de gevoelens van andere mensen te begrijpen. Het omvat basale processen zoals het herkennen van emotionele gezichtsuitdrukkingen en meer complexe processen zoals Theory of Mind (ToM), empathie en humor.
Wat veel mensen met autisme herkennen, is dat sociale situaties energie kosten. Niet omdat men niet wil, maar omdat het brein sociale informatie anders verwerkt. Hersenscans laten zien dat de “sociale radar” – een netwerk dat gezichten, emoties en beloningen koppelt – anders reageert.
Bijvoorbeeld: bij een compliment of een glimlach gaat bij de meeste mensen het beloningscentrum aan. Bij veel mensen met autisme blijft dat signaal zwakker. Sociale interacties leveren dan minder directe voldoening op. Dat kan verklaren waarom smalltalk of groepsgesprekken eerder belastend dan motiverend zijn.
Achteruitgaan
Gaan ouderen met autisme sneller (cognitief) achteruit dan ouderen zonder autisme?
Er is nog niet genoeg onderzoek gedaan om definitieve conclusies te trekken over de cognitieve achteruitgang bij ouderen met autisme in vergelijking met ouderen zonder autisme. Sommige studies suggereren dat ouderen met autisme mogelijk een verhoogd risico hebben op bepaalde cognitieve uitdagingen, vooral als ze ook andere gezondheidsproblemen hebben.
Echter, het is belangrijk om te benadrukken dat de ervaringen van ouderen met autisme zeer divers zijn. Veel factoren, zoals de mate van ondersteuning, de aanwezigheid van andere aandoeningen en de individuele levensomstandigheden, kunnen invloed hebben op de cognitieve gezondheid.
Executieve functies
Daarnaast speelt de executieve functie — het innerlijke stuurcentrum — een grote rol. Die functie regelt het plannen, schakelen en focussen. Wie moeite heeft met cognitieve flexibiliteit, raakt sneller van slag als een afspraak plots verandert of als iemand onverwacht iets vraagt.
Lisa, 32, met een analytische baan bij een gemeente, vertelt dat ze “helemaal op slot” kan gaan als een collega ineens haar planning omgooit. Niet omdat ze koppig is, maar omdat haar brein tijd nodig heeft om de nieuwe informatie te verwerken.
Sensorische prikkelverwerking
Tot slot zijn er de zintuiglijke verschillen: geluiden, geuren, texturen — ze komen vaak intenser binnen. Wetenschappers zien dat niet alleen in de hersenschors, maar zelfs in het perifere zenuwstelsel. Het lijkt erop dat de filters die prikkels normaal dempen, bij autisme gevoeliger staan afgesteld.
Een geruststellend inzicht: die gevoeligheid is niet alleen lastig, maar kan ook een bron van creativiteit en detailgerichtheid zijn — afhankelijk van context en omgeving.
De genetische puzzel
Onderzoekers hebben inmiddels honderden genen gevonden die iets met autisme te maken hebben. Maar geen enkel gen bepaalt op zichzelf of iemand autistisch wordt. Het gaat om combinaties — en vooral om hoe en wanneer die genen actief zijn.
Hier komt epigenetica om de hoek kijken: het systeem dat genen aan- of uitzet afhankelijk van wat je meemaakt. Denk aan stress, voeding of blootstelling aan chemicaliën tijdens de zwangerschap.
Een bekend voorbeeld: bij sommige moeders zijn antilichamen gevonden die tijdens de zwangerschap invloed hadden op de hersenontwikkeling van het kind. Dat betekent niet dat autisme “veroorzaakt” wordt door de omgeving, maar wel dat genetische aanleg en omgevingsinvloeden met elkaar in gesprek zijn.
Het is dus geen kwestie van “nature of nurture”, maar van allebei tegelijk. En omdat elk mens andere ervaringen en genetische varianten heeft, is elk autistisch brein weer uniek.
De toekomst
Het klassieke beeld van autisme als één stoornis met één oorzaak is aan het verdwijnen. Onderzoekers spreken nu over neurosubtypes: varianten van autisme met elk een eigen biologische achtergrond.
Bij de één ligt het accent op zintuiglijke overgevoeligheid, bij de ander op sociale informatieverwerking, bij weer een ander op executieve functies.
Dit inzicht sluit verrassend goed aan bij wat veel autistische mensen zelf al lang zeggen: “We zijn niet allemaal hetzelfde.” Het is niet de diagnose die iemand definieert, maar het profiel — een combinatie van sterke en zwakke kanten, gevoeligheden en talenten.
Wetenschappers pleiten daarom steeds vaker voor een gepersonaliseerde aanpak: therapieën, medicijnen en begeleiding die zijn afgestemd op het unieke brein van de persoon zelf. Dat vraagt om meer dan een label; het vraagt om een nieuwe manier van kijken.
In de toekomst willen onderzoekers deze verschillen (of een deel daarvan) niet langer als stoornissen zien, maar als variaties binnen de menselijke ontwikkeling. Niet om de moeilijkheden te bagatelliseren, maar om beter te begrijpen wat ieder individu nodig heeft om tot bloei te komen.
Dat perspectief heeft niet alleen gevolgen voor de wetenschap, maar ook voor onderwijs, zorg en samenleving. Want als we leren luisteren naar de verschillende melodieën van het brein, wordt het orkest van de mensheid pas echt compleet.
Nieuwe diagnostische criteria!?
In plaats van één stoornis met drie niveaus van ernst, zouden er vijf hoofdsubtypen kunnen komen, elk met eigen kenmerken, oorzaken en ondersteuningsbehoeften.
De overkoepelende noemer blijft “autismespectrum”, maar met de nadruk op verschillen in neurocognitieve organisatie in plaats van ernst.
1. Sociaal-cognitieve subtype (SCS)
Kern: verschillen in sociale waarneming, empathie en perspectiefnemen.
Neurobiologisch: afwijkende activiteit in het “sociale breinnetwerk” (mPFC, amygdala, temporale kwab).
Typisch gedrag: moeite met non-verbale signalen, sociaal ongemak, maar vaak goed verbaal en cognitief sterk.
Vergelijkbaar met: het vroegere “Aspergerprofiel”, maar dan met meer nadruk op sociaal-emotionele informatieverwerking dan op IQ.
Behandeling/ondersteuning: sociale cognitie-training, contextgevoelige psycho-educatie.
2. Sensorisch-perceptueel subtype (SPS)
Kern: over- of ondergevoeligheid voor zintuiglijke prikkels, soms extreme focus op details.
Neurobiologisch: overactiviteit in sensorische netwerken; afwijkende balans tussen excitatie (glutamaat) en inhibitie (GABA).
Typisch gedrag: snel overprikkeld, sterke voorkeuren of afkeuren voor geluid, licht of textuur.
Voordeelzijde: scherp waarnemingsvermogen, oog voor detail, sterke analytische vaardigheden.
Behandeling/ondersteuning: prikkelregulatie, sensorische integratie-therapie, rust-structuur-herstel.
3. Executief-organisatorisch subtype (EOS)
Kern: moeite met plannen, flexibiliteit en het schakelen tussen taken of gedachten.
Neurobiologisch: afwijkingen in front pariëtale netwerken; overlap met ADHD-achtige patronen.
Typisch gedrag: vastlopen bij veranderingen, snel overbelast bij multitasking, sterke behoefte aan routines.
Voordeelzijde: grondigheid, systematisch denken, trouw aan procedures.
Behandeling/ondersteuning: coaching op planning en stressmanagement, gestructureerde omgeving.
4. Neuro-affectief subtype (NAS)
Kern: sterke verbinding tussen autistische kenmerken en emoties, stress of angst.
Neurobiologisch: verhoogde limbische reactiviteit; afwijkende serotonine- en melatoninehuishouding.
Typisch gedrag: stemmingswisselingen, perfectionisme, stress gerelateerde uitval.
Voordeelzijde: diepe gevoeligheid, rechtvaardigheidsgevoel, sterke motivatie om te begrijpen waarom iets gebeurt.
Behandeling/ondersteuning: CGT of ACT met sensorische component, focus op zelfregulatie en lichaamssignalen.
5. Neuro-developmentaal-complex subtype (NCS)
Kern: meervoudige ontwikkelings- en cognitieve verschillen, vaak met verstandelijke beperking of taalstoornis.
Neurobiologisch: vroeg verstoorde hersenrijping, afwijkende genexpressie (bijv. Auts2, CHD8).
Typisch gedrag: beperkte communicatie, stereotiep gedrag, behoefte aan constante ondersteuning.
Behandeling/ondersteuning: intensieve begeleidingsprogramma’s, vroege interventie, sterk op omgeving gericht.
Aanvullende classificatoren (in plaats van “ernstniveaus”)
- Cognitief profiel: van hoog analytisch tot sterk non-verbaal.
- Sensorisch profiel: over-, onder- of gemengd responsief.
- Comorbiditeit: ADHD, angst, epilepsie, dyslexie, hoogbegaafdheid, etc.
- Ontwikkelingsverloop: stabiel, progressief of fluctuerend.
- Omgevingsafhankelijke belasting: mate waarin context invloed heeft op functioneren.
| Kern | Typische gedrag | Behandeling/begeleiding | |
| Sociaal cognitieve subtype | Verschillen in sociale waarneming, empathie en perspectiefnemen | Moeite met non-verbale signalen, sociaal ongemak, maar vaak goed verbaal en cognitief sterk | Sociale cognitie-training, contextgevoelige psycho-educatie ACT |
| Sensorische perceptueel subtype | Over en/of gevoeligheid voor zintuigelijke prikkels | Snel overprikkeld, sterke voorkeuren of afkeuren voor geluid, licht of textuur | Prikkelregulatie, sensorische integratie-therapie, rust-structuur-herstel |
| Executief-organisatorisch subtype | Moeite met plannen, flexibiliteit en het schakelen tussen taken of gedachten. | Vastlopen bij veranderingen, snel overbelast bij multitasking, sterke behoefte aan routines | Coaching op planning en stressmanagement, gestructureerde omgeving ACT |
| Neuro-affectief subtype | Sterke verbinding tussen autistische kenmerken en emoties, stress of angst. | Stemmingswisselingen, perfectionisme, stress gerelateerde uitval | ACT met sensorische component, focus op zelfregulatie en lichaamssignalen |
Waarom dit beter past bij de huidige wetenschap?
- Het erkent de heterogeniteit van autisme: niet één oorzaak, maar vele routes.
- Het vervangt “ernst” door profiel, wat minder stigmatiserend is.
- Het sluit aan bij genetisch onderzoek dat clusters van genen koppelt aan verschillende cognitieve en sensorische patronen.
- Het biedt ruimte voor sterktes naast beperkingen — iets wat de DSM-5 nauwelijks doet
Conclusie en aanbevelingen
Tijdens mijn studie voor autisme specialist in 2014 leerde ik over allerlei modellen die autisme zouden moeten verklaren. Modellen zijn er om iets te begrijpen. Ze hoeven niet de waarheid te zijn. Toch vragen veel mensen met autisme naar houvast. Wat heb ik nu eigenlijk en wat is dat dan?
Mensen willen alles in en hokje stoppen, maar dat is vaak niet de realiteit omdat er altijd meer hokjes zijn die elkaar beïnvloeden.
De afgelopen jaren heb ik tientallen discussies gehad over de Theory of Mind of de Executieve Functies of de Centrale Coherentie en andere theorieën. Op forums lees je gedachten en visies hierover. In de praktijk zie ik een verschil in ernst. Of is het niet “de ernst”, maar is er een verband met waar in de hersenen er mogelijk aanwijzingen zijn.
Ik weet niet of deze (bedachte) profielen ons gaan helpen. Vaak is het een combinatie van factoren. De een heeft veel last van zintuigelijke prikkels en de ander bijna niet. Daarbij heeft elk mens last van overprikkeling als het zenuwstelsel overbelast is. Ook mensen met trauma of een depressie hebben vaker last van overprikkeling. In mijn praktijk hebben de volwassenen met autisme weinig last van onder of overprikkeling door de zintuigen (geluid, licht) of zijn zich daar onvoldoende van bewust. Wel is er vaak sprake van overprikkeling door de drukte van de dag en eisen en verantwoordelijkheden die ze dragen. Sensorische overprikkeling speelt daarbij wel een rol, maar het is met name de combinatie.
Ik heb bijvoorbeeld last van bepaald licht en geluiden. Deze zijn te verdragen als het verder rustig is. Als in een overleg (vergadering) iemand gaat eten en smakgeluiden maakt dan kan ik dat niet verdragen (misofonie) en kan niet goed meer volgen wat er wordt gezegd.
Als er veel mensen in een ruimte zijn die met elkaar praten dan kan ik het geroezemoes tijdelijk verdragen, maar daarna moet ik weg. Hierdoor lijken mijn sociale vaardigheden minder goed.
Overprikkeling gaat niet alleen om de sensorische overprikkeling. Je kunt overprikkelt raken van alleen te veel minder goede herinneringen of van lichamelijke ongemakken.
Hoe verwerken onze hersenen geluiden? Bij mensen met autisme lijkt dit proces anders te verlopen dan bij neurotypische mensen. Onderzoek toont aan dat bepaalde hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor het filteren en verwerken van geluid, anders functioneren bij autisme. Dit kan verklaren waarom sommige geluiden als overweldigend worden ervaren.
Bijvoorbeeld, de ‘auditieve hersenstamrespons’ – een vroege stap in de verwerking van geluid – toont soms afwijkingen bij mensen met autisme. Ook kunnen zij meer moeite hebben met het filteren van achtergrondgeluiden, wat betekent dat alle geluiden even belangrijk lijken. Dit kan leiden tot situaties waarin iemand zich niet kan concentreren op een gesprek omdat alle omgevingsgeluiden even hard doordringen.
Auditieve prikkelverwerking heeft ook een directe invloed op hoe mensen met autisme communiceren en omgaan met anderen. Stel je een drukke verjaardag voor, waar verschillende gesprekken, muziek en lachende mensen door elkaar klinken. Voor veel mensen met autisme kan zo’n situatie enorm stressvol zijn.
Het onvermogen om achtergrondgeluiden te filteren kan ervoor zorgen dat een gesprek volgen bijna onmogelijk wordt. Dit kan leiden tot frustratie of het vermijden van sociale situaties. Ook kunnen harde of onverwachte geluiden ervoor zorgen dat iemand zich volledig terugtrekt of moeite heeft om zich open te stellen in een sociale context.
Bij clienten zie ik soms AD(H)D kenmerken sterker naar voren komen dan bij de ander. Er is een overlap ASS en AD(H)D. Voor de behandeling/begeleiding is het wel belangrijk om dit te weten. Executieve functies verbeteren of veranderen is niet eenvoudig of zelfs onmogelijk. Er zijn wel hulpmiddelen en trainingen.
Bij andere clienten kan de nadruk meer liggen op stress en angst/paniek. Dan is het vervolgens belangrijk de behandeling/begeleiding hierop aan te passen.
Bron:
- Dit blog is (deels) overgenomen:
Autisme: Nieuwe inzichten uit de neurocognitieve wetenschap
- Liu, S., Zeng, D., Yi, C., & Zhu, M. (2025). Neurocognitive mechanisms underlying autism spectrum disorders: a literature review. Frontiers in Psychiatry, 16, 1633658. https://doi.org/10.3389/fpsyt.2025.163365
- Waarom GABA receptorgevoeligheid verhogen duurzamer is dan GABA suppleren
Onderstaande link brengt je bij autsider.
Autisme: Nieuwe inzichten uit de neurocognitieve wetenschap
